Het scheelde niet veel
of mijn moeder was getrouwd
met meneer Zbigniew B. uit Zduńska Wola.
En hadden zij een dochter gehad – ik was het niet geweest.
Misschien had ze een beter geheugen voor namen en gezichten,
en voor elke, slechts één keer gehoorde melodie.
Herkende ze feilloos van een vogel welke het was.
Had ze uitstekende cijfers voor natuur- en scheikunde,
en slechtere voor Pools,
maar schreef ze heimelijk gedichten
meteen al stukken interessanter dan die van mij.
Het scheelde niet veel
of mijn vader was in diezelfde tijd getrouwd
met juffrouw Jadwiga R. uit Zakopane.
En hadden zij een dochter gehad – ik was het niet geweest.
Misschien was ze standvastiger in wat ze wilde.
Sprong ze onbevreesd in het diepe.
Geneigd tot overgave aan collectieve emoties.
Voortdurend gezien op meerdere plaatsen tegelijk,
maar zelden over een boek gebogen, vaker op de speelplaats,
een balletje trappend met de jongens.
Misschien hadden de twee elkaar zelfs wel ontmoet
op dezelfde school in dezelfde klas.
Maar zonder een paar te vormen,
zonder enige verwantschap,
en op de groepsfoto ver uit elkaar.
‘Meisjes, komen jullie hier staan,’
zou de fotograaf hebben geroepen,
‘de kleintjes vooraan, de grotere daarachter.
En mooi lachen, als ik een teken geef.
Alleen even tellen,
zijn jullie er allemaal?’
‘Ja meneer, allemaal.’